De Syrische staat is na tien jaar oorlog bankroet en moet bedelen voor rijst bij andere landen. En door de Amerikaanse sancties en de coronapandemie is er in Syrië een stijgend tekort aan voedsel en brandstof.

De lokale munt is vrijwel niets meer waard en mensen staan de hele dag in de rij voor een paar sneetjes brood van slechte kwaliteit. Het land is opgedeeld in gebieden die gecontroleerd worden door Turken, Koerden, Russen, Iraniërs en Amerikanen.

Syrische burgers waar ook ter wereld die hun militaire dienstplicht niet hebben vervuld moeten hun vrijstelling voortaan afkopen met achtduizend Amerikaanse dollar. Doen ze dat niet dan zal de Syrische staat hun bezittingen of die van hun familieleden afpakken. Door middel van aanpassingen aan bestaande wetten wil de overheid vooral Syriërs in het buitenland dwingen om grote sommen geld over te maken.

Huidige situatie erger dan vijf jaar geleden

Het ergste geweld is inmiddels al een jaar geluwd, maar mensen op straat zeggen dat de situatie tijdens de oorlogsdagen beter is dan die van nu. Toen liepen de rebellen met hun zakken gevuld met Amerikaanse dollars door de winkelstraten van Aleppo. Door de westerse steun aan de Syrische opstandelingen konden de winkeliers in ‘rebellengebieden’ goede zaken doen.

Het gevolg van die steun was dat de Syrische munt door de stabiele vraag ernaar niet instortte. Maar aan die periode kwam eind 2016 abrupt een eind toen het Syrische regime economisch centrum Aleppo in zijn geheel terugveroverde, gesteund door Rusland en Iran.

Toen de Syrische rebellen in 2012 grote delen van Aleppo en de omliggende plaatsen in handen kregen, steunden Westerse landen hen met miljoenen dollars.

Westerse landen trokken hun steun daarop in en legden in de plaats daarvan steeds zwaardere sancties op tegen het regime van president Al-Assad. Die hebben een verstikkende werking op de economie als gevolg. Niemand mag nog zaken doen met personen die gelieerd zijn aan het Syrische regime. Een Libanese bankencrisis en de coronapandemie deden de rest.

Een maandsalaris als overheidsmedewerker is nog maar zo’n vijftien Amerikaanse dollar waard. De crisis treft dus niet alleen de tegenstanders van het regime maar nu ook degenen die er de gehele oorlog loyaal aan zijn geweest.

Middenklasse weggevaagd

De Syrische journalist Ahmad Obeid (van de website DamascusV.com) woont in Istanbul en ziet dat de diepe crisis de gehele middenklasse heeft weggevaagd. ‘De rijke mensen in Syrië vormen nu twee tot drie procent van de bevolking. Daarnaast heb je een iets grotere groep die het hoofd maar net boven water kan houden. Echter het overgrote deel van de bevolking, en dat is relatief nieuw, kun je beschouwen als straatarm’, aldus Obeid.

Syriërs wachten de hele dag op een zakje brood bij een bakkerij.

Vergunningen voor protestacties zoals sit-ins tegen de gebrekkige aanpak van de crisis door de regering zijn niet toegestaan. In plaats daarvan roept het ministerie van religieuze zaken op tot het hebben van ‘geduld’ met en ‘vertrouwen’ in de zittende dictator Bashar Al-Assad.

Zero tolerance

Ondertussen roeren de loyalisten zich op de sociale media. ‘De mensen reizen naar Mars en ontdekken nieuwe planeten, maar wij gaan ondertussen terug naar het stenentijdperk’, verzucht presentatrice bij de Syrische staats-tv Hala Jerf. Ze klaagde op Facebook over de lange wachtrijen voor de benzinepomp. Zonder waardigheid kon ze maar beter sterven, vond ze. Prompt werd ze gearresteerd en beschuldigd van het ‘verspreiden van valse informatie’ en het ‘vervormen van de publieke opinie’.

De voorzitter van de Syrische journalistenbond schaarde zich achter het regime en nam afstand van collega Hala Jerf. De bond sprak van een ‘duidelijke overtreding’ van de wet die gaat over ‘elektronische berichtgeving’.

Dit artikel verscheen eerder op 16 februari 2021.

Door Inti Ibáñez Matus

Journalist, redacteur, copywriter.

Geef een reactie